In de meest recente editie van Beelden Magazine een prachtige recensie van Eleonoor van Beusekom over onze expo Hanging Around in CBK Amsterdam. Elk van de vijftien kunstwerken wordt aangestipt. En met de slotsom kunnen wij het natuurlijk alleen maar eens zijn. Extra leuk: we staan naast een verhaal over Alexander Calder, met zijn mobiles misschien wel de godfather van 'hangende kunst'. Hier de gehele tekst:
Hanging Around in Amsterdam
CBK team onder leiding van directeur Catherine Steenbeek vroeg Loes
Diephuis en John Prop van Stichting Polderlicht een tentoonstelling te maken in
de ruimte van het CBK. Het verzoek was: om in plaats van vierkante meters
nu eens kubieke meters te vullen met kunst en om de hele ruimte voelbaar te
maken. De energiehal, een hoge lichte zaal met metalen spanten, zo kenmerkend
voor utilliteitsbouw van circa 100 jaar geleden, blijkt zich uitstekend te lenen
voor deze avontuurlijke benadering. Stichting Polderlicht maakte al
toonaangevende kunstmanifestaties met licht en geluid en is een oude bekende in
Amsterdam Oost. Tot voor kort bespeelde de stichting vooral de buitenruimte;
stadsontwikkelingsgebieden of restruimtes van de gebouwde omgeving. Met
uitzondering van project Polderlicht@home, dat in woonkamers bij mensen thuis
was gesitueerd. Maar een tentoonstelling maken voor een echte expositieruimte is
een novum. Hun onorthodoxe aanpak namen Diephuis en Prop van buiten mee naar
binnen. De zaal van de voormalige Oostergasfabriek dicteerde hen als vanzelf de
juiste plekken voor de huidige hangkunst.
Is hangende kunst misschien toleranter?
Is hangende kunst misschien toleranter?
In de expositie met werk van 15 kunstenaars vonden ook twee
muziekperformances plaats. In de ruimte heerst geen hierarchie, alles gaat
vloeiend. De driedimensionale kunstwerken, sculpturen, licht en kinetische
installaties komen (net) niet op vloer of hangen hoog in de nok. Hangen voegt
hier kennelijk iets toe, verrijkt je beleving, je kunt je echt tussen de
pluriforme kunstwerken begeven en vrijheid van interpretatie krijgt daardoor
alle kans. Een log ogend zwart monster ‘stort’ zich via de ballustrade van de
entresol de expositieruimte in. Bij nader onderzoek blijkt dat juist dit beeld
vooral uit lucht bestaat maar wel lucht die door maker Robert Roelink geperst
werd in een zwart kunststof volume. Black Future; a matter of life and death is
op het eerste gezicht een semifiguratieve klont die wel zeer tot de verbeelding
spreekt. Een lichte teerlucht vermengt met de geur van vermolmd hout hangt ook
rond in de ruimte en is blijkbaar afkomstig van een opgegraven, halfvergaan
schuurtje dat in deze tentoonstelling tot net onder de dakspanten is opgestegen.
Het werk is van Mathijs Lieshout. Het contrast van gronderige geuren komend van
het in de mist oprijzend staketsel werkt nogal mislijdend. Net daarachter, tegen
de zijwand fluistert het etherische werk, Brain-net, om wat aandacht. Wanneer je
inzoomt zie je zwevende draadjes koper die in elkaar haken en zo onderling
verbonden zijn. Met meteorietachtige knooppunten verbeeldt kunstenaar Doina
Kraal zowel de interne communicatie van ons denken alsook ons wereldwijde
netwerk van internetcontacten. De fragiele uitstraling van de connectie
benadrukt eens temeer hoe afhankeljk en kwetsbaar wij feitelijk zijn.
Zichtlijnen
Zichtlijnen
Hanging Around nodigt uit om het niet bij één keer te laten en nog eens
terug te komen. Het frappante is dat je bij een tweede bezoek via andere
zichtlijnen nieuwe ontdekkingen doet. De som van het geheel heeft daardoor
steeds een andere uitkomst en zo’n wisselend perspectief is een kadootje van de
virtuele invulling van de ruimte. De uitersten kunnen elkaar kennelijk goed
verdragen. Nu alle werken van de vloer zijn, krijgt territoriumdrift geen poot
aan de grond. Zwaarte wordt licht, vice versa. Het bijna 300 kilo wegende
neon-werk Ego van Paul Baartmans lijkt een vederlichte kleurfontijn.
Spontaniteit en kleur komen ook op in het transparante beeld dat zweeft als een
schommel, Hermit Palace 2100 van Ad de Jong. Ronald van der Meijs richtte zijn
poetische hommage aan alle mijnwerkers die ten behoeve van onze gasvoorziening
kolen gingen delven. Ruim honderd jaar geleden werd hier steenkool vergast ten
behoeve van Amsterdamse huishoudens. Met If I could live in the past, I wouldn’t
need a memory verbeeldt de kunstenaar symbolisch de mijnwerkerslongen bestaande
uit clusters van opaal transparante kunststof. De segmenten ‘ademen’. De
bijbehorende kanarie in de houtskool getraliede kooi is inmiddels gevlogen. Een
en ander verwijst naar een navrante veiligheidsmethode uit die tijd. Kanaries
dienden laag bij de gronds mijngas te signaleren door dood om te vallen. Peter
Vink maakte een verwijzing naar het gebouw. Hij reproduceerde de voegen van de
bakstenen in een gele kunststof. Door een poort van gaas naar binnen te trekken,
ontstaat een transparante echo. Het cirkelende Coiled van Zoro Feigl kronkelt er
groen, wild en energiek. De unieke kopiëen die worden uitgespuwd vanuit Forced
Situations van duo Lamers & Van der Vat relativeren alles van waarde. Lobke
Burgers diagonaal oprukkend leger Pink Patrol bestaat uit übergave hightech
kangaroo-shooters. Met hun roze perfectie zijn ze bepalend voor het totaalbeeld
van Hanging Around en zetten aan tot denken. Daar is ook nog de softe kathedraal
Superbia van Erik Alkema, de uitnodigende hangstoel, privétribune van André
Pielage, zware bedels die licht ogen en meterslange verticale drollen die je
kunt aanzien voor gesmolten stagen van het gebouw. Met het werk Staander van
Matthijs Muller vertikt de tijd. De klepel van deze gestilleerde pendule is een
monitor die een video toont van Mullers voeten op aarde. Zijn voeten zweven en
draaien. Kan ons conventioneel kijken worden doorbroken met kunst als aanjager?
Het Hanging Around concept vraagt om een vervolg. Stay tuned.