Aan een houten tafeltje zit een man: enigszins op leeftijd, kaal,
doorgroefd gezicht. Hij ademt zwaar op het tergend trage ritme van de metronoom
die voor ‘m staat. Af en toe houdt de man de slinger van de metronoom tegen – en
zijn adem in. Zijn in harde slagschaduwen gevatte mimiek doet de rest. Het is de
opmaat van Solo Alleen, de nieuwe theatervoorstelling van Peter Zegveld, waarvan
we vanavond in het sfeervolle Perdu-theater de try out mochten bijwonen. De
hoofdpersoon zit in zijn huis, geplaagd door herinneringen aan een verloren
geliefde. Af en toe is er plaats voor een kortstondig momentje van verwondering
(vogelgeluiden, een schraal straaltje zonlicht) en er is zelfs tijd voor een
(poging tot) verantwoording van Wat Die Kunstenaar Daar Nou Helemaal Aan Het Doen
Is, maar voor het overige is het eenzaamheid troef. Zegveld maakt gebruik van
een minimum aan middelen (een telefoon, een paar emmers, een ouderwets
cassettedeck) en doet en passant zijn eigen techniek, van de geluidvervorming
van de telefoonstemmen tot de animatie van zijn ‘sprekende’ diaprojectie –
hetgeen in grote mate bijdraagt aan de hilariteit. Want dat is het mooie:
ondanks alle pijn die verbeeld wordt, is Solo Alleen uitermate grappig.