zaterdag 7 januari 2012

terugblik@home [8]


De über-enthousiaste Henny Weima was één van onze polderlicht@home-gastvrouwen. Zij kreeg het voor elkaar om iedere bezoeker van koffie, thee en/of koek te voorzien en tegelijkertijd uitgebreid uitleg te geven bij de film Phantom van Roy Villevoye en Jan Dietvorst, zoals die op de muur van haar woonkamer werd geprojecteerd... Een paar dagen na afloop verrastte zij ons met het volgende epistel:

Even een klein napraatje over het Polderlichtproject

Ik vond het een heel prachtig en zeer geslaagd project. Een goed visitekaartje voor de buurt naar buiten toe, maar ook intern, voor de buurt zelf is dit een heel belangrijk evenement. Als gastvrouw (in en van één van de zestien huizen die bezocht konden worden) leerde ik allerlei buren kennen die ik voorheen nooit (bewust) gezien heb. En het waren allemaal vrolijke en feestelijke ontmoetingen.

Dit project was heel goed en ordelijk georganiseerd. Verzorgd, op tijd, precies en ook nog eens heel gezellig. Alles stak goed in elkaar en het drukwerk zag er heel mooi uit.
Bij mij, huis nr 14, werd er een (licht)werk van Roy Villevoye en Jan Dietvorst op een van mijn muren geprojecteerd. Het was een film opgenomen in Nieuw Guinea. Je ziet twee Papoea-broers bezig met hun dagelijkse bezigheden, het hakken en vellen van bomen, voor hen iets heel natuurlijks. Op een gegeven moment in de film, grijpen de kunstenaars in en wordt er iets in scène gezet.

De film werd mij uitgelegd voordat ik hem nog gezien had. Ik begreep in eerste instantie, dat het om Papoea’s ging die gewend waren om de bomen die zij gehakt en geveld haddden op een bepaalde manier van de ene naar de andere plek te verslepen. Zo’n beetje op hun rug, in een kruisvorm, om het transport zo gemakkelijk mogelijk te maken. Een westerling zou daar dan de kruisgang in kunnen zien. Maar het bleek toch heel anders te zijn.. Er was in de film echt sprake van een enscenering. Op een gegeven moment wordt er door de mannen een kruis getimmerd en om het hoofd van degene die het kruis voortsleept is een bladerenkrans gevlochten. Kruis en doornenkroon, het is duidelijk waarom het gaat. Zelfs de spijkers zou je als westerling symbolisch kunnen opvatten.

Ik heb in die drie middagen 380 gasten mogen ontvangen. Mensen die nog nooit van deze kunstenaars en hun kunst gehoord hadden en mensen die er behoorlijk wat van afwisten en alles er tussenin. Sommigen kenden de Papoea met het witte baby'tje in het Tropenmuseum, anderen herinnerden zich de totempalen in het Vondelpark. De film maakte bij de bezoekers steeds weer andere reacties los. De titel, Phantom, betekende van alles. Het spookbeeld van de kerstening, het spookbeeld van de ontbossing, het spookbeeld dat christenen daar terrein verliezen….. Een kruis is ook een soort totempaal… Dat kappen van die bomen, dat is lijden en dat wordt gesymboliseerd door het verhaal van het kruis… Wat ontroerend die bladeren doornenkroon die al onder die pet zit vantevoren… Eén bezoeker vond het erg irritant om in deze Papoeafilm nu weer dat kruis tegen te komen. En men vroeg zich af of die mannen wel wisten wat ze aan het uitbeelden waren. Men dacht van wel, het wemelt daar toch van missieposten en zendinggenootschappen. En dan dat ene werktuig waar alles mee gedaan werd, dat trok ook de aandacht, hoe kunstig en bekwaam dat werd gebruikt, als hakmes en als hamer. Hoe vlot de bast van de stam ging. Maar het deed een ander juist weer denken aan het afhakken van handen...

Eén van de Polderlichtgasten, wel bekend met het werk van Villevoye, vond het dit keer een heel intensieve ervaring om op deze manier er mee bezig te zijn. In musea loop je er zo’n beetje langs, maar op deze wijze concentreer je je meer op die ene film, die in zo’n specifieke omgeving wordt getoond. En daar waren de bezoekers het allemaal over eens, de goede combi die gemaakt was tussen huis en kunstwerk. Alle beelden en houtwerken en boombasten en stenen en machetes, door mij uit Congo meegebracht (waar ik 16 jaar woonde en werkte) gingen een verbinding aan met de beelden op de film. Congo en Nieuw Guinea, wel ver uit elkaar gelegen, maar toch exact hetzelfde landschap: het tropisch regenwoud. Heeft u dat speciaal voor deze gelegenheid zo uitgestald? Nee, dat had ik niet, het staat hier altijd zo, dat is de natuurlijke gang van zaken. Ik had de beelden voor deze gelegenheid wel allemaal gepoetst en ingevet en ernstig toegesproken.

De bezoekers vonden overigens over het algemeen, dat de kunstenaars heel goed bij de huizen gezocht waren. Zo stond in een andere lokatie op de route de licht-vaas van een Japanse kunstenaar in een geheel lege kamer en verderop in de straat daalde men af in een vochtige kelder waar allerlei esoterisch lichtfrutsels rondfladderden. En er was een kunstenaar, die een trillende en lichtgevende ‘knuffelmachine’ had gemaakt voor een gastheer die zich wel eens eenzaam voelde in zijn huis.

Tijdens deze drie middagen heb ik de kunstenaars via hun werk leren kennen, zo hebben zij hun verhaal aan mij verteld. En de bezoekers hebben het verhaal verder afgemaakt door het leveren van commentaar. Het werd weer goed duidelijk dat de dingen niet op zichzelf bestaan, maar dat ze pas tot leven komen als de beschouwer er naar kijkt en er een betekenis aan geeft. Zoals organisator John zei: de Congolese fetischbeelden hadden in het oerwoud een magische betekenis, maar hier in Nederland staan ze gewoon gezellig op Henny’s schoorsteenmantel. (Wat dan weer niet helemaal waar is, want er was één mevrouw die zich gauw uit de voeten maakte, weg van de beelden omdat ze een ongemakkelijke straling voelde...)