Jan Theun van Rees: Dismantled - Theater Carré (2004) | Sofia Gubaidulina: Offertorium (1980) |
Een week of zes geleden, op een mooie zomeravond, waren wij op
Jan Theun van Rees: “Hierbij een greep uit de muziek die bepalend is gebleken gedurende mijn leven en werk. Bij elke plaat hoort wel een verhaal, maar dat wordt bij elkaar wel een hele grote lap tekst. Als ik het overzie, zit er wel heel veel romantisch gezang tussen. Dat had ik niet voorzien. Elke plaat was gedurende een periode in mijn leven van belang en is ook verbonden met mijn beeldende werk uit die periode. Veel muziek komt terloops op mijn pad. Ik hoor toevallig iets en neem het met mij mee, niet gehinderd door enige historische context.
King Crimson: Starless and Bible Black (1974) – dit was een plaat die ik kocht omdat hij in de aanbieding was. Het was voor het eerst dat enigszins experimentele muziek mijn aandacht kon vasthouden.
Lewis Furey: Lewis Furey (1977) – dwarse liedjes van een Canadese
zanger die drie albums heeft gemaakt, die telkens protsiger werden. Ik geloof
dat hij een protegé van Leonard Cohen was. Vandaar misschien dat er zo vaak
dames op de achtergrond mee zingen.
Virágénekek, 16th-18th century love songs, sung by Ferenc Béres
(jaren zestig, Hongarije) – een elpee van mijn ouders die ik al vroeg had
geconfisceerd en die mij altijd heeft ontroerd. Ik weet nog steeds niet zeker of
het wel Hongaarse muziek is.
Olivier Messiaen: Quatour pur la fin de temps (1941), Yvonne
Loriod, piano; Wolfgang Meyer, klarinet – een stuk dat mij aan het hart gaat
sinds begin jaren negentig.
Sofia Gubaildulina: Offertorium (1980), Gideon Kremer met Boston
Symphony Orchestra (1989) – idem dito, min of meer atonale muziek die toch ook
symfonisch blijft.
Franz Schubert: Winterreise (1827), uitvoering jaren 80 met
Dietrich Fisher Diskau (kwijt) – vanaf eind jaren tachtig raakt deze muziek mijn
hart.
Steve Reich: It’s Gonna Rain (1965), onbekende uitvoering,
opgenomen van de bieb – ook ergens gehoord, en lang een cassette-opname
gehad. Hoe van de melodische preek van een straatpriester een pompend en zuigend
ritme wordt gemaakt.
Tom Waits: Rain Dogs (1985) – lang viel ik voor het keldergebeuk
met de schorre stem. Dit is de eerste elpee die ik van hem kocht.
Jim White: Wrong Eyed Jesus (2005) – gedurende ervaringen en
omzwervingen in de USA kwam de film en de muziek op mijn pad. Het zegt mij iets
over de kern van de Amerikaanse volksaard. Latere albums van Jim White vielen
tegen
Sting: Songs from the Labyrinth (Liederen van John Dowland
1563-1626) – kreeg de CD van vrienden in de VS die van hun CD’s af wilden.
Gedurende die reis en daarna heel veel gespeeld. Is het Kitsch of is het Kunst?
Waarschijnlijk het eerste, maar ik lust af en toe wel een grote slagroomtaart en
altijd veel koekjes bij de thee.”