maandag 21 september 2015

maandag muziekdag | 6. de tien favoriete platen van jan theun van rees

Jan Theun van Rees: Dismantled - Theater Carré (2004) | Sofia Gubaidulina: Offertorium (1980)

Een week of zes geleden, op een mooie zomeravond, waren wij op visite atelierbezoek bij het sympathieke kunstenaarskoppel Jacqueline Kooter, video- en installatiemaker, en Jan Theun van Rees, fotograaf van ‘verborgen ruimtes’. Jan Theun had zijn oude platenspeler van zolder gehaald en draaide met zichtbaar veel plezier een paar platen uit de jaren ‘70: Yes, Van der Graaf Generator en meer van dat soort progressieve muziek. Het was daar en toen dat het idee ontstond om kunstenaars naar hun tien favoriete platen te vragen en de ingezonden lijstjes in een soort rubriek te gieten. Deze week is Jan Theun zelf aan de beurt. Yes en Van der Graaf staan niet op zijn lijst, maar wel oudere en nieuwere klassieke muziek, een album dat is kwijtgeraakt, 'keldergebeuk' én... een grote slagroomtaart.

Jan Theun van Rees: “Hierbij een greep uit de muziek die bepalend is gebleken gedurende mijn leven en werk. Bij elke plaat hoort wel een verhaal, maar dat wordt bij elkaar wel een hele grote lap tekst. Als ik het overzie, zit er wel heel veel romantisch gezang tussen. Dat had ik niet voorzien. Elke plaat was gedurende een periode in mijn leven van belang en is ook verbonden met mijn beeldende werk uit die periode. Veel muziek komt terloops op mijn pad. Ik hoor toevallig iets en neem het met mij mee, niet gehinderd door enige historische context.

King Crimson: Starless and Bible Black (1974) – dit was een plaat die ik kocht omdat hij in de aanbieding was. Het was voor het eerst dat enigszins experimentele muziek mijn aandacht kon vasthouden.
Lewis Furey: Lewis Furey (1977) – dwarse liedjes van een Canadese zanger die drie albums heeft gemaakt, die telkens protsiger werden. Ik geloof dat hij een protegé van Leonard Cohen was. Vandaar misschien dat er zo vaak dames op de achtergrond mee zingen.
Virágénekek, 16th-18th century love songs, sung by Ferenc Béres (jaren zestig, Hongarije) – een elpee van mijn ouders die ik al vroeg had geconfisceerd en die mij altijd heeft ontroerd. Ik weet nog steeds niet zeker of het wel Hongaarse muziek is.
Olivier Messiaen: Quatour pur la fin de temps (1941), Yvonne Loriod, piano; Wolfgang Meyer, klarinet – een stuk dat mij aan het hart gaat sinds begin jaren negentig.
Sofia Gubaildulina: Offertorium (1980), Gideon Kremer met Boston Symphony Orchestra (1989) – idem dito, min of meer atonale muziek die toch ook symfonisch blijft.
Franz Schubert: Winterreise (1827), uitvoering jaren 80 met Dietrich Fisher Diskau (kwijt) – vanaf eind jaren tachtig raakt deze muziek mijn hart.
Steve Reich: It’s Gonna Rain (1965), onbekende uitvoering, opgenomen van de bieb – ook ergens gehoord, en lang een cassette-opname gehad. Hoe van de melodische preek van een straatpriester een pompend en zuigend ritme wordt gemaakt.
Tom Waits: Rain Dogs (1985) – lang viel ik voor het keldergebeuk met de schorre stem. Dit is de eerste elpee die ik van hem kocht.
Jim White: Wrong Eyed Jesus (2005) – gedurende ervaringen en omzwervingen in de USA kwam de film en de muziek op mijn pad. Het zegt mij iets over de kern van de Amerikaanse volksaard. Latere albums van Jim White vielen tegen
Sting: Songs from the Labyrinth (Liederen van John Dowland 1563-1626) – kreeg de CD van vrienden in de VS die van hun CD’s af wilden. Gedurende die reis en daarna heel veel gespeeld. Is het Kitsch of is het Kunst? Waarschijnlijk het eerste, maar ik lust af en toe wel een grote slagroomtaart en altijd veel koekjes bij de thee.”